Waarom tijdig te beginnen met de overdracht van uw familiebedrijf

Lokale contactpersoon

Roxana Bos

29 maart 2021
Onderwerp Tax updates
Categorieën Familiebedrijven Tax

Bij bedrijfsopvolging in het familiebedrijf helpen twee fiscale faciliteiten de belastingdruk fors te reduceren. Maar voor hoe lang nog?

Als aandelen in een familiebedrijf overgaan naar de volgende generatie, volgt een verplichte afrekening met de fiscus. In beginsel is 26,9% inkomstenbelasting en 20% schenk- of erfbelasting verschuldigd. Dit betekent dat over de waarde van de aandelen in een familiebedrijf ongeveer 41,5% belasting betaald moet worden. Aangezien de meeste familiebedrijven het verdiende geld opnieuw investeren in het bedrijf, is veelal sprake van een prudent dividendbeleid. Hierdoor kan de familie niet altijd in privé over de middelen beschikken om de belastingclaim te voldoen. In zo’n situatie moet dat geld uit het bedrijf worden gehaald. Dit kan ten koste gaan van de groei en mogelijk zelfs van de continuïteit.

Doorschuiffaciliteit en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Om de continuïteit van familiebedrijven te waarborgen, zijn er onder bepaalde voorwaarden fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten beschikbaar. Sinds 2010 bestaan de doorschuiffaciliteit voor de inkomstenbelastingclaim en een bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenk- en erfbelasting. Door toepassing van de doorschuiffaciliteit hoeft de overdrager van een aandelenbelang de inkomstenbelastingclaim van 26,9% niet te betalen. Deze claim schuift door naar de verkrijgers van die aandelen en is pas verschuldigd op het moment dat zij de aandelen verkopen. Door toepassing van de BOR wordt de verschuldigde schenk- of erfbelasting verlaagd van 20% naar 3,4%. Als het mogelijk is om beide faciliteiten toe te passen, vermindert de totale belastingdruk van 41,5% naar 3,4%.

Met de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten heeft de wetgever beoogd om reële bedrijfsopvolgingen fiscaal te faciliteren. De wetgever heeft bepaald dat deze faciliteiten alleen toepasbaar zijn indien en voor zover sprake is van een overdracht van ondernemingsvermogen. Als sprake is van beleggingsvermogen is het niet mogelijk om van de faciliteiten gebruik te maken. Daarnaast geldt dat voor toepassing van de doorschuiffaciliteit de verkrijger van de aandelen ten minste 36 maanden in dienst moet zijn bij het familiebedrijf. Deze voorwaarde geldt niet als de aandelenoverdracht een gevolg is van overlijden.

Eisen voor de BOR

Voor toepassing van de BOR geldt verder dat de schenker de aandelen ten minste vijf jaar in bezit moet hebben gehad. Ook moet de BV waarop de geschonken aandelen betrekking hebben, de onderneming ten minste vijf jaar drijven (bezitseis). Bij een overdracht van aandelen vanwege overlijden geldt dezelfde bezitseis, maar is de periode van vijf jaar verkort tot één jaar. Zowel bij een schenking als bij de overdracht van aandelen in verband met overlijden, moet de verkrijger voor toepassing van de BOR de onderneming ten minste vijf jaar voortzetten (voortzettingseis). Deze eis geldt niet voor de doorschuiffaciliteit.

De belastingbesparing met de doorschuiffaciliteit is een tijdelijke besparing, omdat de belastingclaim wordt doorgeschoven. Toepassing van de BOR levert daarentegen wel een definitieve besparing op. In de praktijk gaan de meeste discussies met de Belastingdienst dan ook over het gebruik van de BOR. Onze ervaring is dat de belangrijkste twistpunten met de Belastingdienst betrekking hebben op:

  • De waardering van de aandelen van het familiebedrijf.
  • De vraag of vermogen kwalificeert als ondernemingsvermogen of als beleggingsvermogen.
  • De vraag of wordt voldaan aan de bezitseis.

Een concreet voorbeeld over de kwalificatie van vermogen heeft betrekking op de post liquide middelen. De eerste neiging van de Belastingdienst is vaak om deze post te kwalificeren als beleggingsvermogen, waardoor gebruik van BOR en doorschuiffaciliteit niet mogelijk is. Het is echter goed mogelijk dat een familiebedrijf de liquide middelen aanhoudt voor bijvoorbeeld investeringsplannen. In zo’n geval is wel degelijk sprake van ondernemingsvermogen.

Als gevolg van een prudent dividendbeleid kan de familie niet altijd in privé over de middelen beschikken om de belastingclaim te voldoen.
Roxana Bos
Senior Manager Tax

Discussies over bezitseis

De discussies over de bezitseis gaan met name over de vraag of de BV de onderneming ten minste vijf jaar heeft gedreven. Bij veel familiebedrijven is sprake van een holdingstructuur. Dit betekent dat de aandeelhouder direct aandelen bezit in een holdingvennootschap die zelf geen onderneming drijft. Die holdingvennootschap bezit de aandelen in de BV’s waarin de onderneming juridisch is ondergebracht. Zonder nadere wetgeving zou dit betekenen dat men in dergelijke structuren nooit kan voldoen aan de bezitseis omdat de holdingvennootschap zelf geen onderneming drijft.

Dit was voor de wetgever vanuit het oogpunt van fiscale neutraliteit geen gewenste uitkomst. Daarom is bepaald dat de activiteiten en bezittingen en schulden van de BV’s, mogen worden toegerekend aan die holdingvennootschap voor zover de schenker (of erflater) een indirect aanmerkelijk belang heeft in die BV’s. Vervolgens is het de vraag of de holdingvennootschap ten minste vijf jaar (of één jaar bij overlijden) een onderneming heeft gedreven.

De discussies met de fiscus ontstaan op het moment dat een familiebedrijf binnen de termijn van de bezitseis aandelen in een nieuwe BV heeft gekocht, een nieuwe BV heeft opgericht of het aandelenbelang in een BV heeft uitgebreid. In geschil is dan of de holdingvennootschap hierdoor een nieuwe onderneming is gaan drijven, waardoor niet is voldaan aan de bezitseis. Het is onze ervaring dat de eerste reflex van de Belastingdienst is dat in zo’n situatie niet is voldaan aan de bezitseis. Jurisprudentie wijst echter uit dat in dergelijke situaties al snel sprake is van één en dezelfde onderneming. Daardoor wordt dus wel voldaan aan de bezitseis. 

Toekomst faciliteiten onzeker

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten staan onder druk en dat is niet nieuw. De notitie ‘Bouwstenen voor een beter belastingstelsel’ van april 2019 bevat al beleidsopties voor een mogelijke wijziging van de BOR en de doorschuiffaciliteit. Deze wijzigingen variëren van het versoberen tot het volledig afschaffen van de faciliteiten. Welke keuzes een na de verkiezingen nieuw te vormen kabinet maakt, is niet te voorspellen. Het is echter maar zeer de vraag of de faciliteiten in de huidige vorm in stand blijven.

Om die reden verdient het sterk aanbeveling om te overwegen een al dan niet voorgenomen bedrijfsoverdracht op korte termijn uit te voeren. Dat hoeft trouwens niet gepaard te gaan met de overdracht van zeggenschap. Bovendien is het mogelijk de overdracht zodanig vorm te geven dat de overdragende partij nog genoeg inkomsten behoudt om van te leven.

Onze verwachting is dat als de faciliteiten worden versoberd (of afgeschaft), hierover voor het eerst tijdens Prinsjesdag 2021 wetsvoorstellen worden gepresenteerd. Dat betekent dat wetswijzigingen op zijn vroegst per 1 januari 2022 in werking treden. Het nemen van de beslissing om wel of niet aandelen over de dragen aan de volgende generatie is niet iets om lichtzinnig op te vatten. Het is zaak om hiervoor goed de tijd te nemen. Om discussies met de Belastingdienst achteraf te voorkomen, is het aan te raden om een dergelijke bedrijfsoverdracht vooraf met de fiscus af te stemmen. Dit neemt ook enige tijd in beslag. Wacht daarom niet te lang om actie te ondernemen als u nog gebruik wilt maken de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten! 

Hoe EY familiebedrijven vooruit helpt

Wij ondersteunen familiebedrijven in het ontplooien van ambitie van generatie op generatie. Benieuwd wat EY voor uw familiebedrijf kan betekenen?

 

Meer informatie